Kwalificatie gezamenlijke woonruimte in OZB

23 februari 2022

Al vanaf het afschaffen van de OZB voor gebruikers en de invoering van het amendement ‘’De Pater’’ wordt er buitengewoon veel geprocedeerd over de juiste toepassing van de OZB. Met elke procedure en elk arrest van de Hoge Raad wordt de puzzel van de OZB steeds verder ontrafeld en het lijkt erop dat wij bij het sluitstuk van de discussie zijn aanbeland.

Zo heeft ook de Advocaat-Generaal op 18 november 2021 weer een puzzelstukje gelegd of ten minste proberen in kaart gebracht waar het puzzelstukje moet passen. In dit artikel vertellen wij jullie er graag meer over. Dit is voor u als gemeente van belang bij het opleggen van uw OZB-aanslagen en de behandeling van bezwaren.

Kwalificatie wonen of niet wonen; wat is het belang?

Als een onroerende zaak (voor de OZB) gekwalificeerd wordt als woning, dan heeft dit consequenties voor de op te leggen OZB. Zo mag er geen OZB voor gebruik worden geheven voor woningen en worden eigenaren van de onroerende zaak aangeslagen voor het vaak lagere woningtarief voor de OZB voor eigenaren. Voor u als gemeente is het belangrijk dit onderscheid goed te kennen en in de praktijk toe te passen.

Wanneer is deze kwalificatie van belang?

Bij een woonhuis zal hier niet snel een misverstand of discussie over ontstaan en ook bij een kantoor of bedrijfshal ontstaan niet snel problemen. Het wordt lastiger als het gebruik wijzigt (b.v. anti kraak in een school) of wanneer er sprake is van (mogelijk) gemengd gebruik. Een beroemd voorbeeld hiervan zijn verpleeg- en zorginstellingen. Staat de zorg voorop of het wonen? De Hoge Raad heeft hierover in 2007 geoordeeld dat het feit dat ergens zorg wordt verleend, dit niet uitsluit dat er ook gewoond kan worden. Rond 2012 werd beslecht dat appartementen van bewoners in een verzorg- en/of verpleeghuis in hoofdzaak als woning danwel volledig dienstbaar aan woondoeleinden moeten worden aangemerkt. Maar hoe worden overige ruimten zoals gezamenlijke woonruimten gekwalificeerd? Deze ruimten kunnen ervoor zorgen dat een onroerende zaak in zijn geheel als woning moet worden aangemerkt. Daarom is het eigenaren of gebruikers er veel aan gelegen deze ruimten als in hoofdzaak tot woning danwel volledig dienstbaar aan woondoeleinden toe te rekenen. Immers zijn eigenaren of gebruikers in die situatie minder OZB verschuldigd.

Gezamenlijke woonruimten kwalificatie

Helaas is binnen de rechterlijke macht discussie over de kwalificatie van gezamenlijke woonruimten en worden hier tegengestelde oordelen over gegeven. Op 27 maart 2021 heeft het Gerechtshof Arnhem- Leeuwarden geoordeeld dat, in het licht van de arresten van de Hoge Raad, het Hof van mening is dat deze gezamenlijke woonruimten als in hoofzaak woning (danwel volledig dienstbaar aan woondoeleinden) moeten worden beschouwd. Maar, zo heeft het Hof daarbij aangegeven, de jurisprudentie van de Hoge Raad lijkt zich op dit punt wat tegen te spreken.

De Advocaat-Generaal Wattel (hierna AG) heeft op 18 november jl. in een hele uitgebreide conclusie [zie hier het document] gereageerd op dit oordeel van het Hof. Vooropgesteld is de AG het eens met het Hof dat er sprake is van volledige woondoeleinden en hoe het Hof tot deze conclusie is gekomen. De AG gaat vooral in op de opmerking van het Hof dat de jurisprudentie van de Hoge Raad zich lijkt tegen te spreken.

Jurisprudentie gelijk?

De AG is van mening dat het mogelijkerwijs meevalt dat jurisprudentie van de Hoge Raad niet altijd in een lijn lijkt te zijn, maar dat het niet helpt dat de meest recente jurisprudentie van de Hoge Raad twee begrippen heeft geïntroduceerd die nieuw lijken te zijn, te weten: het geschiktheidscriterium en bestemmingscriterium. Het geschiktheidscriterium moet worden gebruikt om te beoordelen of er sprake is van een woning (artikel 220a Gemeentewet) en het bestemmingscriterium moet worden toegepast om te beoordelen of delen van de onroerende zaak buiten de heffing moeten worden gelaten omdat deze in hoofdzaak woondoeleinden dienen. Dit zijn twee hele verschillende begrippen die bij interpretatie tot verwarring kunnen leiden. Met name in jurisprudentie tot nu toe, zijn verschillende begrippen gebruikt om te beoordelen of er sprake is van wonen voor de OZB. Zo is in jurisprudentie begrippen als ‘bestemd zijn voor’, ‘geschikt zijn voor’, ‘functie’ en ‘gebruiken’ gehanteerd. De AG heeft de Hoge Raad gevraagd hier een nadere toelichting op te geven om de onduidelijkheden weg te nemen. Als de Hoge Raad hier een toelichting op heeft gegeven, kan het niet anders dan dat de puzzel voor 95% gereed is en er duidelijkheid voor de praktijk ontstaat!

Conclusie

De toepassing van de OZB is een combinatie van feiten en een juiste interpretatie van de jurisprudentie. Voor de afhandeling van bezwaarschriften voor dit vraagstuk is het belangrijk om de standpuntbepaling van de gemeente in deze goed vast te leggen en mogelijke standaardpassages en formats te ontwikkelen, zodat alle behandelende medewerkers weten binnen welk kader zij dienen te opereren. Fiscaliade kan u hierbij helpen en ondersteunen. Neem contact op met één van onze vakspecialisten lokale middelen. 

Webinar

Wilt u meer weten over de totstandkoming van de OZB, de kwalificatie wonen en niet-wonen, de hierbij behorende jurisprudentie en andere aspecten van de OZB, meld u dan hier aan voor onze gratis webinar OZB.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *