Prinsjesdag 2020 en de loonheffingen

15 september 2020

In dit artikel worden de volgende punten behandeld:

  • Verhoging vrije ruimte Werkkostenregeling (WKR) in 2020;
  • Verlaging percentage vrije ruimte werkkostenregeling per 2021;
  • Gerichte vrijstelling voor scholingskosten bij loon uit vroegere dienstbetrekking;
  • Overgangsregeling levensloopregeling;
  • Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen;
  • Bijtelling (elektrische) auto’s en zonnecelauto’s;
  • Nieuwe tarieven en premiepercentages in 2021;
  • BIK (Baangerelateerde investeringskorting) via de loonheffing;
  • Subsidieregeling bonus zorgpersoneel voor niet-werknemers

Verhoging vrije ruimte Werkkostenregeling (WKR) in 2020

  • Werkgevers mogen in het jaar 2020 maximaal 1,7% van de fiscale loonsom tot € 400.000 (de vrije ruimte) onbelast besteden aan de werkkostenregeling. Voor zover de fiscale loonsom meer bedraagt dan € 400.000, bedraagt de vrije ruimte 1,2%. Bij een overschrijding van de vrije ruimte is de werkgever over het bedrag van de overschrijding 80% eindheffing over de overschrijding verschuldigd. In verband met de coronacrisis heeft het kabinet het percentage van 1,7% tijdelijk verhoogd naar 3%. Deze verruiming geldt alleen voor 2020. Deze tijdelijke verruiming krijgt nu haar wettelijke grondslag krijgen.

Verlaging percentage vrije ruimte werkkostenregeling per 2021

Voorgesteld wordt het percentage van 1,2% (het percentage dat geldt voor de fiscale loonsom boven de € 400.000) per 1 januari 2021 te verlagen naar 1,18%. Dit beidt de financiële ruimte om de voorgestelde verruiming van de gerichte vrijstelling voor scholingskosten te financieren. Deze verlaging naar 1,18% is geen tijdelijke maatregel.

Gerichte vrijstelling scholingskosten bij loon uit vroegere dienstbetrekking

Op grond van de huidige bepaling in de Wet op de loonbelasting 1964 kan een werkgever voor een ex-werknemer in de regel geen gebruik maken van de gerichte vrijstelling voor scholing. Omdat dit in sommige situaties als afscheid wordt genomen van een medewerker kon leiden tot een belaste vergoeding, stelt het kabinet voor om de gerichte vrijstelling voor scholing uit te breiden en ook te laten gelden bij vergoedingen en verstrekkingen ten behoeve van scholing die voortvloeien uit vroegere arbeid. De verruiming ziet op opleidingen of studies die gevolgd moeten worden voor een toekomstig beroep en niet op vergoedingen en verstrekkingen voor onderhoud en verbetering van kennis en vaardigheden van de dienstbetrekking. De verruiming is met name van belang bij scholingskosten als onderdeel van een sociaal plan en voor nog niet tijdens de dienstbetrekking opgenomen scholingsbudgetten.

In de praktijk zien wij dat een individueel leerbudget of scholingsbudget steeds vaker voor komt. De werknemer kan een dergelijk budget naar eigen inzicht, maar binnen de bestaande fiscale grenzen, besteden aan scholing. Een dergelijk individueel leerbudget kan op verschillende manieren worden vormgegeven en al dan niet bij een externe beheerder worden ondergebracht. De verruiming van de gerichte vrijstelling kan in die laatste situatie (externe beheerder) naar verwachting (ook) soelaas bieden.

Overgangsregeling levensloopregeling

Sinds 1 januari 2012 mogen werknemers niet meer beginnen met het deelnemen aan een levensloopregeling. Werknemers die op 31 december 2011 al deelnamen aan de levensloopregeling, mogen deze regeling onder voorwaarden nog voortzetten. Een belangrijke voorwaarde is dat de waarde in het economische verkeer van de aanspraak per 31 december 2011 minimaal € 3.000 bedroeg.  Onder de huidige wetgeving is door middel van een fictie gewaarborgd dat op 1 januari 2022 geen fiscale levensloopaanspraken meer bestaan. Om enkele knelpunten in de praktijk op te lossen, stelt het kabinet nu voor om:

  • De instelling die de levensloopregeling uitvoert inhoudingsplichtig te maken voor de loonheffing voor de op het fictieve genietingsmoment in aanmerking te nemen waarde van de levensloopaanspraak;
  • Het fictieve genietingsmoment te vervroegen naar 1 november 2021. Daarmee kan de werknemer tijdig, voor 1 januari 2022, zijn belastingschuld betaald hebben, om zodoende tijdig zijn box 3 vermogen te (kunnen) verlagen.
  • De instellingen die de loonheffing gaan inhouden geen heffingskortingen toe te laten passen. De levensloopverlofkorting en de overige heffingskortingen waar de (gewezen) werknemer recht op heeft, kan hij toepassen in zijn aangifte inkomstenbelasting.

Ook voor medewerkers bij gemeenten en Veiligheidsregio’s die gebruik maken van de FLO-regeling (Functioneel Leeftijdsontslag, deze regeling gold tot 2006 voor gemeentemedewerkers in een bezwarende functie) kan dit gevolgen hebben. Tot en met 31 oktober 2021 blijft de huidige mogelijkheid bestaan om de waarde van de levensloopaanspraak op te nemen door middel van het op verzoek geheel of gedeeltelijk via de (ex-)werkgever laten uitbetalen van de waarde van de levensloopaanspraak. Indien de (ex-) werknemer hier gebruik van wil maken, dient hij dit uiterlijk op een door de instelling te bepalen moment (bijvoorbeeld uiterlijk 30 september 2021) gezamenlijk met zijn (ex-)werkgever aan te geven. In dat geval zal de (ex-) werkgever gehouden zijn de uitkeringen die voortvloeien uit de levensloopregeling tot het loon te rekenen.

Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen

Recent is een conceptvoorstel bij de Tweede Kamer aangeboden dat per 2021 in werking moet treden: de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen. Dit wetsvoorstel ziet op 3 onderdelen:

  • Afkoop pensioenaanspraken. Onder voorwaarden wordt het mogelijk gemaakt dat een (ex-)werknemer tot maximaal 10% van de waarde van zijn aanspraken op ouderdomspensioen ineens kan laat uitkeren.
  • Drempelvrijstelling RVU. Voorgesteld wordt een drempelvrijstelling in te voeren voor de heffing over uitkeringen die worden aangemerkt als een Regeling Vervroegde Uittreding (RVU). In dat geval is de werkgever een pseudo-eindheffing van 52% verschuldigd, de RVU-eindheffing genaamd. De maximale vrijgestelde RVU-uitkering wordt gekoppeld aan het bedrag van de netto AOW-uitkering. Voorwaarde voor deze drempelvrijstelling is:
    • Het gaat om uitkeringen die plaatsvinden in de periode van 36 maanden voor ingangsdatum van de AOW-leeftijd;
    • In het Wetsvoorstel wordt uitgegaan van een vrij te stellen bedrag van € 1.767 bruto per maand (gebruteerde AOW uitkering voor alleenstaanden in 2020)

Bij een hogere uitkering is de werkgever over het meerdere wel de 52% RVU-eindheffing verschuldigd. Deze vrijstelling zal tijdelijk zijn en vooralsnog per 31 december 2025 vervallen.

  • Verruiming verlofsparen. Het concept wetsvoorstel bevat ook een verruiming van het verlofsparen. Nu zijn aanspraken op vakantie- en compensatieverlof onbelast voor zover zij aan het einde van het kalenderjaar niet meer bedragen dan de arbeidsduur per week gerekend over een periode van maximaal 50 weken. In het voorstel wordt dit maximum verhoogd naar 100 weken.

Bijtelling (elektrische) auto’s en zonnecelauto’s

Het kabinet stelt voor vast te houden aan de al eerder vastgelegde afbouw van de korting op de bijtelling voor elektrische auto’s.

Dit betekent concreet dat er in 2021 een bijtelling van 14% zal gelden over de eerste € 40.000 cataloguswaarde van de elektrische auto’s die in dat jaar toegelaten worden op de weg.
In 2022, 2023 en 2024 bedraagt de bijtelling voor elektrische auto’s 16%, in 2025 17% en vanaf 2026 geldt het normale bijtellingspercentage van 22%.

De begrenzing op € 40.000 wordt ‘cap’ genoemd zijnde het deel van de catalogusprijs waar de korting op van toepassing is. Over het deel boven de ‘cap’ geldt het normale bijtellingspercentage van 22%. Voor auto’s die volledig op waterstof rijden (emissievrije auto’s) geldt de ‘cap’ niet. Voor zonnecelauto’s wordt voorgesteld deze uitzondering ook te laten gelden met ingang van 1 januari 2021. Voor deze auto’s blijft alsdan de korting op de gehele bijtelling ongewijzigd.

Nieuwe tarieven en premiepercentages in 2021

Het kabinet heeft tevens de nieuwe tarieven voor de inkomstenbelasting (incl. de loonbelasting/premie volksverzekeringen) en de percentages voor de premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW) bekend gemaakt. Enkele interessante wijzigingen ten opzichte van 2020 zijn:

  • Het basistarief in de inkomstenbelasting (eerste schijf) daalt in 2021 van 37,35% naar 37,10%. Dit tarief geldt voor inkomens tot € 68.507. Het tarief voor de tweede schijf blijft 49.50%.
  • Het heffingsvrije vermogen in box 3 wordt verhoogd naar € 50.000 (of € 100.000 met een fiscaal partner).
  • De Ufo premies voor overheidswerkgevers blijft in 2021 0,68%.
  • De inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (werkgeversheffing) stijgt van 6,7% naar 7,0%. Ook de verlaagde inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet wordt hoger: van 5,45% naar 5,75%.

BIK (Baangerelateerde investeringskorting) via de loonheffing

Het kabinet stimuleert bedrijven om investeringen te doen met een nieuwe investeringskorting vanaf 2021, de baangerelateerde investeringskorting (BIK). Als bedrijven een investering doen, zoals de aankoop van een nieuwe machine krijgen ze een korting die ze kunnen verrekenen via de loonheffing. Details van de regeling zijn nog niet bekend en worden nog nader uitgewerkt. Het is op dit moment ook onzeker of dit ook voor overheidsondernemingen gaat gelden.

Subsidieregeling bonus zorgprofessional COVID-19 voor niet-werknemers

In het belastingplan wordt geregeld dat een zorginstelling die de zorgbonus uitbetaalt aan niet-werknemers (zoals zelfstandigen en ingehuurd schoonmaakpersoneel), via de eindheffing verstrekkingen aan derden, de belastingheffing voor zijn rekening kan nemen. Hierbij geldt een tarief 75% aan eindheffing. Voorwaarde is dat de zorginstelling die de bonus verstrekt schriftelijk mededeling doet aan de ontvanger van het toepassing vinden van deze eindheffing en aannemelijk kan maken wie de ontvanger is van de verstrekking. Door dit voorstel kan de zorgbonus ook echt netto worden uitgekeerd. Door dit voorstel kan de zorgbonus ook echt netto aan de zorgverlener worden uitgekeerd. Wellicht ten overvloede, bij eigen werknemers komt deze bonus ten laste van de vrije ruimte voor de werkkostenregeling.

Tot slot

Voor al deze maatregelen en tarieven geldt dat de Tweede en Eerste Kamer ze nog definitief moet vaststellen. Dit betekent dat er mogelijk nog enkele (kleine) wijzigingen kunnen optreden.

Remco Bosma
Specialist Loonheffingen en Sociale Verzekeringen, Expert DHT/TCF

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *