Bewijslast WOZ bij de rechter

28 september 2021

Zoals vermoedelijk bekend zijn de Rechtbanken en Gerechtshoven zogenaamde feitenrechters, zij beoordelen de feiten en omstandigheden. Bij deze rechters is het ook mogelijk om nieuwe feiten in te brengen ter onderbouwing van je standpunt. Dit is niet meer mogelijk bij de Hoge Raad. De Hoge Raad oordeelt of de rechtsregels goed zijn toegepast door de Rechtbank of Hof.

Het basisarrest voor de bewijslast WOZ-waarde

In 2005 is het basisarrest verschenen van de Hoge Raad (het zogenaamde Oostflakkee arrest) inzake de bewijslast in de WOZ.


In beginsel ligt voor de Rechtbank en het Hof de bewijslast van de juiste WOZ-waarde bij de heffingsambtenaar. Hij dient aannemelijk te maken dat de WOZ-waarde (veelal) niet te hoog is vastgesteld. Indien de heffingsambtenaar hier niet in slaagt, dient belanghebbende vervolgens aannemelijk te maken wat de voorgestane WOZ-waarde dient te zijn. Indien beide partijen er niet in slagen de WOZ-waarde aannemelijk te maken (of beide partijen hebben zodanig bewijs aangeleverd dat deze als gelijkwaardig moeten worden geacht) dan bepaalt de rechtbank of het hof de waarde zoals dat heet in goede justitie (een schatting van de WOZ-waarde).

Uitspraak Hof Arnhem-Leeuwarden, aanpassing in de bewijslast

Op 18 mei jl. heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden een uitspraak gedaan. In deze uitspraak heeft het Hof aangegeven een nieuw uitgangspunt in te nemen in de bewijslastpositie. Wat oordeelde het Hof? Wanneer een procedure voor de Rechtbank in goede justitie is beslist en de heffingsambtenaar in hoger beroep zich berust in deze (in goede justitie vastgestelde) waarde, maar de belastingplichtige zich niet in deze waarde kan vinden, dan verschuift de bewijslast naar de belastingplichtige. Dat betekent dat het in eerste instantie aan de belastingplichtige is om de WOZ-waarde aannemelijk te maken.


Wat betekent dit nieuwe uitgangspunt nu eigenlijk? Wordt er nu alleen nog gesproken over de door de belanghebbende ingebrachte WOZ-waarde? Hoeft de gemeente helemaal hun (geaccepteerde) standpunt niet meer te onderbouwen? Of is het eerst de beurt aan de belastingplichtige en vervolgens aan de heffingsambtenaar om de door hen voorgestane WOZ-waarde aannemelijk te maken?


Op deze vragen geeft deze uitspraak niet zo’n goed antwoord. Zoals wij het bezien zal in een dergelijke situatie eerst de belastingplichtige de voorgestane WOZ-waarde aannemelijk dienen te maken, en dient de heffingsambtenaar wanneer de belastingplichtige hier niet in slaagt, aannemelijk te maken dat de in goede justitie bepaalde WOZ-waarde niet te hoog is. Eigenlijk een omgekeerde Oostflakkee arrest!

Wist u dat?

Weet u dat de bewijslastpositie in de WOZ terugkomt in onze WOZ cursus in november 2021? Hier vindt u meer informatie over deze cursussen en de bijbehorende kosten.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *