Onredelijke uitwerking van renteaftrekbeperking bij gemeenten uitgewerkt in het Weekblad Fiscaal Recht.

25 april 2023

Gemeenten met een rentelast van meer dan 1 miljoen euro per jaar worden sinds 2019 geconfronteerd met een renteaftrekbeperking. Sinds 2022 zijn er nieuwe regels voor de beperking van de verliesverrekening boven de 1 miljoen euro in een boekjaar bijgekomen. In een artikel van onze collega Floris-Jan wordt geconcludeerd dat de wetgever waarschijnlijk onvoldoende bewust is van de impact van deze wetgeving op gemeenten. Hij roept daarom op om naar een oplossing te zoeken, waarvoor ook een suggestie wordt gedaan in het artikel.

In het Weekblad Fiscaal Recht is een artikel verschenen, opgesteld door onze collega (Floris-Jan Bogaert). Hierin wordt stilgestaan bij de onredelijke uitwerking van enkele recente wijzigingen in de Wet Vpb 1969. Het gaat dan achtereenvolgens om:

  • De (striktere uitleg van de) generieke renteaftrekbeperking (art. 15b Wet Vpb 1969).
  • De per 1 januari 2022 gewijzigde verliesverrekening.
  • Wet tegengaan mismatches bij de toepassing van het zakelijkheidsbeginsel. 

Deze wijzigingen vormen inbreuken op het fiscale totaalwinstbeginsel. Er ontstaat daardoor belastingdruk bij gemeenten. De belastingdruk komt niet doordat de gemeenten winst maken, maar omdat kosten niet worden toegelaten door deze bepalingen. Deze wetswijzigingen zijn op alle aan de vennootschapsbelasting onderworpen lichamen van toepassing, maar hebben vooral impact op gemeenten en andere “maatschappelijke” belastingplichtigen, zoals woningcorporaties, verbonden partijen van overheden en zorginstellingen. In het artikel wordt ingegaan op de situatie van gemeenten. De oorzaak van deze onredelijke uitwerking is dat met name deze belastingplichtigen niet primair gericht zijn op winstmaximalisatie en de beschikbare middelen grotendeels direct worden aangewend ten behoeve van de te behalen maatschappelijke doelstellingen of andersoortige taken. Hierdoor kan een situatie ontstaan waarin de ruimte om rente af te trekken minimaal is en daardoor rente moet worden doorgeschoven totdat er wel op basis van de renteaftrekbeperking ruimte voor is. Het kan dan voorkomen dat die ruimte ook in latere jaren niet wordt gevonden en rentelasten niet kunnen worden afgetrokken, waardoor deze niet aftrekbare rente zich verder opstapelt. Wij zien dit met name gebeuren bij de grotere gemeenten.

Vervolgens vergroten de gewijzigde verliesverrekeningsregels de kans dat het totaal aan belaste jaarwinsten de totaalwinst overtreft. Ontstane verliezen zijn namelijk niet zonder meer volledig verrekenbaar met winsten uit andere jaren, omdat verliezen op basis van de nieuwe regels slechts voor 50% met de belastbare winst verrekenbaar zijn, voor zover de belastbare winst de drempel van 1 miljoen euro overstijgt. Het gevolg is dat, ongeacht de omvang van de te verrekenen verliezen, over een jaar waarin een belastbare winst boven 1 miljoen euro is gehaald, altijd vennootschapsbelasting verschuldigd zal zijn. De niet verrekende verliezen kunnen in principe verrekend worden met latere jaren, wat een verbetering is ten opzichte van het verleden.

Daarnaast wordt aan de staatssecretaris gevraagd om de uitwerking van de Wet tegengaan mismatches bij de toepassing van het zakelijkheidsbeginsel verder te verduidelijken, bij voorkeur in een aanpassing van een al eerder hieromtrent uitgevaardigd besluit. Dit omdat het huidige besluit de al eerder bestaande onzekerheid niet geheel wegneemt ten aanzien van grondinbrengsituaties door gemeenten in een ander lichaam of samenwerkingsverband. Het gaat dan om situaties waarbij sprake is van een inbreng vanuit de onbelaste sfeer in de belaste sfeer.

De uiteindelijke conclusie van het artikel is dat de wetgever zich waarschijnlijk niet ten volle heeft gerealiseerd wat de impact van met name de samenloop van deze wetswijzigingen op deze groep(en) belastingplichtigen is. Het artikel betreft een oproep aan de wetgever om zelf of samen met belanghebbenden naar een oplossing te zoeken. In het artikel wordt ook een suggestie gedaan met betrekking tot de onredelijk uitwerkende renteaftrekbeperking. De wetgever zou kunnen onderzoeken of het opnemen van een uitzondering voor een op zichzelf staande entiteit mogelijk is. De Europese ATAD-1 richtlijn, waarop de renteaftrekbeperking gebaseerd is, lijkt daar namelijk ruimte voor te bieden.

Wij hebben reeds eerder signalen uit de praktijk ontvangen waaruit blijkt dat er ontevredenheid heerst over de fiscale effecten zoals hierboven beschreven. Wellicht zorgt deze publicatie in het Weekblad Fiscaal Recht ervoor dat de wetgever zich bewust wordt van de onevenredige gevolgen van de recente wetswijzigingen en hierdoor (gezamenlijk) bereid is een oplossing te zoeken. Over deze wetgeving is inmiddels ook een notitie ingebracht bij de commissie van financiën van de VNG namens één van onze gemeenten.

Wilt u meer weten?

Neem dan contact op met Dido Westrik of  Floris-Jan Bogaert

Dido Westrik
Specialist Vennootschapsbelasting (grondbedrijven), Expert DHT/TCF

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *