Beleidsbesluit belastingplicht stichtingen en verenigingen geactualiseerd

7 september 2023

De Staatssecretaris van Financiën heeft het beleidsbesluit over de belastingplicht voor de vennootschapsbelasting van stichtingen en verenigingen geactualiseerd. Het beleid is op onderdelen aangepast, aangescherpt of verduidelijkt. Dit besluit is met name relevant voor de door de gemeente gesubsidieerde verenigingen en stichtingen en zou impact kunnen hebben wanneer deze instellingen naast de gesubsidieerde activiteiten ook nevenactiviteiten verrichten (zoals horeca of beperkte verkoop van producten). Grootste risico’s bevinden zich in de hoek van kunst, buurthuizen, bibliotheken, musea en archieven.

Inleiding

Verenigingen en stichtingen zijn net als gemeenten en provincies belastingplichtig indien en voor zover zij een onderneming drijven. Om vast te stellen of sprake is van het drijven van een onderneming moet vastgesteld worden of met een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid wordt deelgenomen aan het economische verkeer met het oogmerk winst te behalen. Deze ondernemerscriteria, die ook relevant zijn voor de vaststelling van de belastingplicht van bijvoorbeeld gemeenten en provincies, worden in een beleidsbesluit van de Staatssecretaris van Financiën nader toegelicht. Dit besluit is na bijna 18 jaar geactualiseerd. 

Wijzigingen

Het beleid is met name op een aantal onderdelen aangepast en verduidelijkt en bevat ook enkele nieuwe onderdelen. Hieronder gaan wij slechts in op de wijzigingen met betrekking tot de ondernemingscriteria die ook voor publiekrechtelijke rechtspersonen van belang zijn. 

  • Er is beleid opgenomen over het criterium ‘deelname aan het economisch verkeer’

In het beleid zijn vier criteria opgenomen die volgens de Staatssecretaris van belang zijn voor het criterium ‘deelname aan het economisch verkeer’. Deze criteria volgen uit eerdere jurisprudentie en gaan met name in op het verrichten van activiteiten binnen een besloten groep. Dit is met name relevant voor verenigingen die activiteiten verrichten aan leden.

  • Het onderdeel ‘winststreven’ is uitgebreid

In dit onderdeel is de Staatssecretaris verder ingegaan over hoe vastgesteld moet worden of er stelselmatig overschotten worden behaald. Het uitgangspunt hierbij is verwachte jaarlijkse fiscale winst welke bepaald is met in achtneming van goed koopmansgebruik. De wettelijke bepalingen die een inbreuk maken op het goed koopmansgebruik, zoals afschrijvingsbeperking gebouwen kunnen in het kader van de beoordeling van dit criterium worden genegeerd. 

Daarnaast is het onderdeel winststreven en gesubsidieerde instellingen verduidelijkt en ook deels uitgebreid. Dit betreft beleid voor gesubsidieerde instellingen die geen fiscale winst zouden behalen als geen subsidie zou worden verleend. Om dit beleid te kunnen toepassen mag een dergelijke instelling uitsluitend activiteiten verrichten die gefinancierd zijn met subsidies en waarvan de financiering hoofdzakelijk met subsidies is en slechts aanvullend met eigen bijdragen van de afnemers van de activiteiten dan wel andere vergoedingen die de instellingen van gemeente(n) op contractbasis ontvangen. Dit is een aanscherping van de oude situaties. Voorheen waren organisaties die voor 70% werden gefinancierd met subsidies niet belast met Vpb. Door deze aanscherping zou ondanks een financiering voor 70% met subsidies het behalen van andere inkomsten leiden tot een winsttoets op de gehele gesubsidieerde activiteit (inclusief de subsidie-inkomsten!). Hierdoor kunnen een aanzienlijk aantal organisaties toch geconfronteerd worden met een winsttoets en daarmee een Vpb-risico. Deze organisaties zijn veelal klein in omvang en soms kwetsbaar qua kennis omdat deze vaak worden gerund door vrijwilligers. 

  • Het concurrentie criterium is geactualiseerd

Het concurrentiecriterium is in de wet opgenomen en is alleen van toepassing indien het winstoogmerk ontbreekt en aan de andere ondernemingscriteria wel wordt voldaan. Het gaat dan met name om de gevallen waarop het winstoogmerk niet goed kan worden vastgesteld. Er moet wel sprake zijn van een werkzaamheid met een zekere mate van winstpotentie. Bij structureel verlieslatende activiteiten kan dit criterium niet worden toegepast.

Belang voor de praktijk

Het wordt voor gemeenten belangrijk om goed in kaart te hebben welke gemeentelijke relaties een risico lopen. Wij adviseren in gesprek te gaan met de relevante gesubsidieerde of gemeentelijke verenigingen en stichtingen. Denk aan stichtingen voor musea, archieven, cultuur, bibliotheken etc. Voor deze partijen geldt dat als zij subsidie krijgen en beperkte overschotten behalen groter dan € 15.000 per jaar, zij een reëel risico lopen dat Vpb-plicht ontstaat. Nagenoeg alle organisaties zullen namelijk naast hun subsidie nog proberen enige inkomsten te genereren. Op basis van dit besluit zou dit leiden tot vennootschapsbelastingplicht, terwijl voorheen de stelling was dat als 70% van de inkomsten kwamen uit subsidies, er geen Vpb-plicht ontstond. Door hieraan de eis te koppelen dat die resterende 30% inkomsten niet mogen zien op de gesubsidieerde activiteiten, zal in theorie overal een Vpb-risico ontstaan. Denk aan een kleine museumwinkel, koffiehoekjes, boekenverkoop etc. Door deze inkomsten zal de hele gesubsidieerde activiteit getoetst moeten worden aan de Vpb-criteria. Bij een winst groter dan € 15.000 per jaar ontstaat een risico op Vpb-plicht. Het is raadzaam om in gesprek te gaan met kwetsbare organisaties om de subsidie af te romen bij een te groot overschot door een terugbetalingsverplichting op te nemen.

Veel van deze organisaties worden gerund door vrijwilligers. Wij bevelen daarom aan om deze organisaties te helpen en te informeren. Dit zowel vanuit de zorgplicht die de gemeente heeft, als het risico dat de subsidie feitelijk kan leiden tot een risico op te betalen van vennootschapsbelasting bij deze organisaties.

Let op: dit besluit heeft enkel impact op organisaties die niet Vpb-plichtig worden doordat zij kwalificeren voor het zogenaamde subsidiebesluit (organisaties die voor meer dan 70% gesubsidieerd worden). Organisaties die op basis van de winsttoets of voor minder dan 70% gesubsidieerd zijn, vallen niet onder de aanscherping van dit besluit. Daarvoor gold de toetsing op basis van winst al (voornamelijk voor bijv. sportstichtingen van gemeenten).

Meer weten?

Als u vragen of opmerkingen heeft, dan kunt u contact opnemen met één van onze specialisten of uw vaste aanspreekpunt. 

Arjan Nijboer
Specialist Vennootschapsbelasting
Expert DHT/TCF en lokale heffingen
Dido Westrik
Specialist Vennootschapsbelasting (grondbedrijven), Expert DHT/TCF

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *