Recent is in NL Fiscaal een noot van mij (Olga Menger) opgenomen over een Conclusie van de AG over het begrip ‘op de zaak betrekking hebbende stukken’ (NLF 2023/0521). Naar mijn mening een never ending story die hopelijk binnenkort door de Hoge Raad wordt beslecht. Hieronder geef ik kort weer wat het oordeel was van de AG.
In deze conclusie behandelt de Advocaat-Generaal 2 vragen:
- Welke gegevens moeten worden overlegd op grond van artikel 40, lid 2 Wet WOZ die betrekking hebben op het waarde gegeven?
- Vloeit uit artikel 7:4 Awb (horen en het daarbij behorende inzagerecht) ook een toezendverplichting voor op de zaak betrekking hebbende stukken?
In deze casus heeft belanghebbende in het bezwaar tegen de WOZ-beschikking op grond van artikel 40, lid 2 Wet WOZ verzocht om de gegevens die aan de WOZ-waarde ten grondslag liggen, in het bijzonder de zogenaamde KOUDV factoren. De gemeente is van mening dat op grond van artikel 40, lid 2 Wet WOZ een taxatieverslag moet worden overlegd zoals blijkt uit bijlage 4 van artikel 6, lid 1 van de Uitvoeringsregeling Wet WOZ en dat er geen verdere toezendverplichting is. Overige gegevens kunnen worden ingezien ingeval is verzocht om te worden gehoord op grond van artikel 7:4 Awb. Belanghebbende is van mening dat deze interpretatie van artikel 40, lid 2 Wet WOZ en artikel 7:4 Awb te beperkt is en dat alle gegevens op grond van artikel 40, lid 2 Wet WOZ moeten worden verstrekt die aan de waardering van de woning ten grondslag hebben gelegen. Dat betekent in deze casus ook de KOUDV factoren.
Actieve of passief inzagerecht 7:4 Awb?
De Advocaat-Generaal verwijst in deze conclusie naar zijn conclusie van 29 september 2022 ECLI:NL:PHR:2022:873 (r.o. 5.21 tot en met 5.26) waarin hij aangaf van mening te zijn dat er geen sprake is van een actief inzagerecht; dat wil zeggen een toezendverplichting vooraf van alle op de zaak betrekking hebbende stukken.
Welke gegevens moeten worden verstrekt op grond van artikel 40, lid 2 Wet WOZ?
De passages van de conclusie omtrent de gegevensverstrekking inzake artikel 40, lid 2 Wet WOZ is omvangrijker. Dit komt ook omdat hierover verdeeldheid lijkt te bestaan bij de rechtelijke macht. Op grond van artikel 40, lid 2 Wet WOZ dienen gegevens te worden verstrekt die ten grondslag liggen aan het waarde gegeven (de WOZ-waarde). Daarnaast geldt dat de gegevens uitsluitend dienen te worden verstrekt in het kader van een procedure tegen deze waardebeschikking (HR 21 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AW2326).
Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat artikel 40, lid 2 Wet WOZ is ingevoerd om een gelijk speelveld te creëren tussen belanghebbende en gemeente. De burger moet over de gegevens kunnen beschikken om een oordeel te kunnen geven over zijn of haar WOZ-waarde. Zie daartoe ook de Hoge Raad die bij het arrest van 25 november 2016 oordeelde dat: “Artikel 40 Wet WOZ (tekst tot 1 oktober 2016) strekt ertoe dat degene te wiens aanzien een waardebeschikking is genomen bepaalde waardegegevens kan verkrijgen, waarover hij wenst te beschikken om de juistheid van die waardebeschikking te kunnen controleren (vgl. HR 21 april 2006, nr. 41185, ECLI:NL:HR:2006:AW2326, BNB 2006/231)”. Bij de beoordeling van het middel neemt de Advocaat-Generaal dit ook mee als een belangrijk uitgangspunt (r.o. 5.22).
Het Hof Amsterdam (waartegen beroep in cassatie was aangetekend) oordeelde dat voor artikel 40, lid 2 Wet WOZ bij gebrek aan toelichting op het begrip ‘gegeven’ uit de parlementaire toelichting kan worden afgeleid: “een verplichting tot het toezenden van een taxatieverslag omvat”1. Dit wordt letterlijk benoemd in de parlementaire geschiedenis. De AG meent dat uit de parlementaire toelichting niet kan worden afgeleid, dat alhoewel een taxatierapport specifiek wordt benoemd, dit betekent dat er uitsluitend een taxatierapport overlegd zou moeten worden. Het gelijk is aan de belanghebbende dat de KOUDV factoren actief toegezonden hadden moeten worden.
Wilt u weten hoe Fiscaliade dit aanpakt?
Wilt u meer weten over deze procedure of het begrip op de zaak betrekking hebbende stukken? Neemt u dan contact op met: Fiscaliade, afdeling lokale belasting Olga Menger.
1 Gerechtshof Amsterdam 8 maart 2022, nr. 21/00180, ECLI:NL:GHAMS:2022:763; r.o. 5.28