Op 22 april 2025 heeft Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak die grote gevolgen kan hebben voor de btw-aftrek via het BCF door gemeenten die schuldhulpverlening aanbieden. In dit artikel leest u welke btw-gevolgen deze uitspraak heeft en welke actie u mogelijk moet ondernemen in het kader van schuldhulpverlening BCF btw aftrek.
Omstandigheden casus
Een gemeente heeft in 2021 een nieuw gemeentehuis laten bouwen en heeft hiervoor verschillende leveringen en diensten afgenomen, waarop btw in rekening is gebracht. De gemeente wil deze btw (deels) compenseren uit het Btw-compensatiefonds (BCF). De inspecteur stelt de beschikking compensabele btw lager vast dan waar de gemeente om heeft verzocht. Het verschil betreft de btw die kan worden toegerekend aan de schuldhulpverleningsdiensten die in of vanuit het nieuwe gemeentehuis worden verricht. De gemeente gaat in bezwaar en beroep. In beroep is in geschil of de gemeente recht heeft op een aanvullende bijdrage uit het BCF.
Wettelijk kader
Deze casus is vooral van belang omdat de rechtbank kennelijk van mening is dat de schuldhulpverlening door de gemeente niet onder een btw-vrijstelling valt. Hieronder volgt een beknopte samenvatting van de relevante wettelijke bepalingen.
Artikel 11 eerste lid, onderdeel f, van de wet OB bepaalt dat leveringen en diensten van sociale of culturele aard van belasting zijn vrijgesteld mits de ondernemer geen winst beoogt en niet een verstoring van concurrentieverhoudingen optreedt ten opzichte van ondernemers die wel winst beogen.
Specifiek worden instellingen die werkzaam zijn op het gebied van schuldhulpverlening, met uitzondering van bewindvoering in het kader van de wettelijke schuldregeling, aangewezen als leveringen en diensten van sociale of culturele aard als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de wet OB.
Ook heeft de wetgever beoogt dat, onder andere, de vrijstelling voor instellingen die werkzaam zijn op het gebied van schuldhulpverlening ook geldt voor instellingen die wél winst beogen. De Hoge Raad was in 2013 van mening dat de wetgever met dit uitgangspunt in strijd oordeelde met de wet waardoor deze onverbindend is en daarmee buiten toepassing dient te blijven.
Oordeel van de rechtbank
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de gemeente recht heeft op een aanvullende bijdrage uit het BCF voor de bouw van het nieuwe gemeentehuis. De uitsluitingsgronden van art. 4 lid 1, lid a en b Wet BCF zijn niet van toepassing. De goederen en diensten die hebben geleid tot de realisatie van het nieuwe gemeentehuis worden gebruikt door de gemeente zelf en worden niet ter beschikking gesteld aan individuele derden. Daarnaast, zo oordeelt de Rechtbank, zijn schuldhulpverleningsdiensten niet vrijgesteld van btw, zodat de uitsluitingsgrond van art. 4 lid 1 onderdeel b Wet BCF geen toepassing vindt. Wij lichten dit oordeel hieronder toe.
Kunnen de kosten voor schuldhulpverlening worden gecompenseerd ? Ja of nee?
Een van de uitsluitingsgronden die de Wet Btw Compensatiefonds benoemd is dat als de prestatie die door een ondernemer wordt verricht tot een vrijgestelde prestatie zou leiden, dat deze ook niet compensabel is voor de gemeente of provincie. Hierover oordeelt de rechtbank.
De rechtbank overweegt als volgt. Het recht op een bijdrage wordt op grond van artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet BCF uitgesloten als de betreffende prestatie, indien door een ondernemer verricht, zou zijn vrijgesteld op grond van artikel 11 van de Wet OB.
Uit het arrest van de Hoge Raad 14 april 2023 volgt dat alleen ondernemers die geen winst beogen vrijgestelde schuldhulpverleningsprestaties kunnen leveren.
Voor niet winstbeogende schuldhulpverleningsinstellingen geldt als aanvullende, wettelijke voorwaarde dat zij de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de Wet OB alleen kunnen toepassen als daardoor niet een verstoring van concurrentieverhoudingen optreedt ten opzichte van zulke instellingen die wél winst beogen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Hoge Raad aangegeven dat als uitgangspunt kan gelden dat een groot deel van de schuldhulpverleningsinstellingen in meer of mindere mate winstbeogend is. Het gevolg daarvan is volgens de rechtbank dat niet winstbeogende instellingen de vrijstelling niet kunnen benutten omdat deze instellingen dan in concurrentie treden met wel winstbeogende instellingen.
Het voorgaande betekent effectief dat niemand deze vrijstelling kan gebruiken: winstbeogende ondernemers niet omdat ze winst beogen en niet winstbeogende instellingen niet omdat ze volgens de rechtbank de concurrentie verstoren.
Conclusie
Vanzelfsprekend zijn wij van mening dat deze uitspraak vergaande gevolgen kan hebben voor gemeenten. Een paar van deze gevolgen kunnen zijn:
- Wat is de btw-kwalificatie van de schuldhulpverlening?
- Wat betekent deze uitspraak voor de vergrote mogelijkheden van de toepassing van het BCF van de gemeente bij de investering in een nieuw gemeentehuis? Of is dit ook van belang bij het toepassen van het algemeen mengpercentage?
Wij geven eerlijk toe dat wij nog wel een aantal haken en ogen zien in de uitspraak van de rechtbank. Wij verwachten daarom dat partijen doorprocederen. Wij wachten dit oordeel dan ook graag af.
Wat betekent dit nu voor u? Voorlopig hoeft u geen actie te ondernemen, maar wij adviseren wel om aan het einde van het jaar uw rechten veilig te stellen. Hoe u dat doet en op welke wijze. Daarover informeren wij u de komende tijd nog voldoende over.
Meer weten?
Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met btw-specialist Nikita Brameijer. Of neem contact op met uw vaste aanspreekpunt.