Een maatschap van vijf tandartspraktijken organiseert tandheelkundige spoeddiensten voor patiënten. De aangesloten praktijken betalen hiervoor een honorarium aan de maatschap. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat deze waarnemersvergoeding niet onder de medische vrijstelling van de btw valt. Volgens het Hof richt het honorarium zich niet op een specifiek zorgtraject of op directe patiëntenzorg, waardoor de maatschap btw moet afdragen over deze dienstverlening.
Omstandigheden casus
In de betreffende zaak draait het om een maatschap die bestaat uit vijf tandartspraktijken. Deze maatschap, de belanghebbende, verleent tandheelkundige noodhulp onder eigen naam en risico. Voor het beschikbaar zijn voor spoeddiensten ontvangt belanghebbende een waarnemershonorarium (hierna: honorarium) van de aangesloten tandartsenpraktijken. De belanghebbende ontvangt jaarlijks per tandarts een honorarium voor de periode waarin een tandarts beschikbaar is voor spoeddienstwaarneming ten behoeve van de patiënten van de tandartspraktijken. Voor deze beschikbaarheid stuurt belanghebbende een factuur aan de vijf tandartspraktijken.
In geschil is de toepassing van de medische btw-vrijstelling op het honorarium. Als blijkt dat de belanghebbende btw moet afdragen, rijst de vraag of zij mocht vertrouwen op de informatie die de Belastingdienst via haar website verstrekt.
Rechtbank
De rechtbank stelt dat elke prestatie in het kader van de omzetbelasting in beginsel als afzonderlijk en zelfstandig geldt. Alleen wanneer handelingen zodanig met elkaar samenhangen dat zij objectief één economische prestatie vormen, ontstaat een uitzondering. In dit geval beschouwt de rechtbank het honorarium als een zelfstandige prestatie. De aard van het honorarium richt zich niet op het beschermen van de gezondheid of het genezen van patiënten via diagnose of behandeling. De rechter oordeelt dat belanghebbende omzetbelasting moet afdragen over het honorarium.
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de belanghebbende geen gerechtvaardigd vertrouwen mocht ontlenen aan de algemene informatie op de website van de Belastingdienst. De vermelding “waarneming door collega’s” biedt onvoldoende duidelijkheid. Tijdens een eerder vooroverleg gaf de Belastingdienst al aan dat het honorarium onder de btw valt. De belanghebbende negeerde dit standpunt en kan zich daarom niet beroepen op het vertrouwensbeginsel.
Het Hof
Het Hof sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank. Op basis van de overeenkomst van opdracht en de bijbehorende factuur- en betalingsstroom concludeert het Hof dat de tandartspraktijken optreden als afnemers van de diensten waarvoor het honorarium geldt. De overeenkomst toont aan dat de hoogte van het honorarium geen verband houdt met de aard of omvang van de zorgverlening aan patiënten. De geneeskundige diensten en de diensten waarvoor het honorarium geldt, berusten op verschillende rechtsverhoudingen en kennen verschillende afnemers. Het Hof beschouwt het honorarium daarom als een afzonderlijke prestatie voor de btw.
Ook het Hof erkent dat de belanghebbende het vooroverleg voerde en dat de Inspecteur herhaaldelijk het standpunt innam dat het honorarium belast is met btw. Deze herhaalde communicatie sluit gerechtvaardigd vertrouwen in de website uit.
Gevolgen voor de praktijk
Deze uitspraak benadrukt het belang van een afzonderlijke beoordeling van prestaties voor de btw. De rechters hanteren een strikte interpretatie van btw-vrijstellingen. Wie deels vrijgestelde prestaties levert, moet elke prestatie afzonderlijk kwalificeren en beoordelen om de juiste btw-behandeling te waarborgen.
Meer weten?
Wilt u meer weten over de impact op uw organisatie? Neem gerust contact op met Btw/BCF en overdrachtsbelasting specialist mr. Nikita Brameijer, Btw/BCF specialist Marian Roberti MSc of uw vaste aanspreekpunt. Wij helpen u graag!