Tijdens Prinsjesdag 2025 zijn er voor de Loonheffingen een aantal voorgestelde wijzigingen opgenomen in het Belastingplan 2026 die ook van belang zijn voor overheidswerkgevers. In dit artikel gaan wij in op de meest in het oog springende zaken: de verlenging van de RVU-drempelvrijstelling, de invoering van een werkgeversheffing voor fossiele personenauto’s die voor privégebruik óf woon-werkverkeer ter beschikking worden gesteld per 2027, en een versoepeling van de fietsregeling.
Verlenging drempelvrijstelling RVU per 2026
Op dit moment is de zogenoemde fiscale drempelvrijstelling voor regelingen voor vervroegde uittreding (RVU) van toepassing. Deze gold in eerste instantie voor de periode 2021 tot en met 2025 met een uitloop naar 2028 voor op 31 december 2025 bestaande RVU’s. Op grond van deze regeling in de Wet op de loonbelasting 1964 kunnen werknemers drie jaar voor de AOW-leeftijd stoppen met werken met een uitkering van de werkgever gelijk aan de AOW-uitkering zonder dat de werkgever hierover een pseudo-eindheffing (‘’RVU-boete’’) verschuldigd is.
Om RVU’s te ontmoedigen geldt als uitgangspunt dat de werkgever een pseudo-eindheffing van 52% is verschuldigd over loonbestanddelen die onder een RVU vallen. Dit betekent dat als een werkgever een werknemer een RVU aanbiedt, de werkgever over deze RVU-uitkeringen 52% pseudo-eindheffing is verschuldigd. De pseudo-eindheffing komt boven op de reguliere belastingheffing.
In het Belastingplan 2026 wordt voorgesteld dat de fiscale drempelvrijstelling voor RVU’s drie jaar voorafgaand aan de AOW-leeftijd vanaf 2026 in stand blijft, met afspraken over betere gerichtheid en een systematiek van gezamenlijke monitoring en ijkmomenten.
Om de RVU toegankelijker te maken voor werknemers met een laag inkomen of weinig aanvullend pensioen, wordt voorgesteld het huidige drempelbedrag (in netto termen gelijk aan een netto AOW-uitkering) te verhogen met € 300 bruto per maand. Voorgesteld wordt het bedrag van € 300 jaarlijks te indexeren met een indexatie gebaseerd op de ontwikkeling van minimumloon.
Daarnaast wordt voorgesteld het tarief van de pseudo-eindheffing voor een RVU boven de RVU-drempelvrijstelling stapsgewijs te verhogen: 57,7% in 2026, 64% in 2027 en 65% in 2028. Vanaf 2028 wordt het percentage op 65% gemaximeerd. Met dit verhoogde tarief wordt een RVU boven de RVU-drempelvrijstelling extra ontmoedigd.
Het kabinet en sociale partners hebben in het akkoord ‘Gezond naar het pensioen’ afgesproken om de RVU beheerst en gericht in te zetten, zodat die alleen terecht komt waar het nodig en verantwoord is, gelet op de gevolgen voor de arbeidsmarkt en samenleving. Het is aan decentrale sociale partners om de RVU gericht af te bakenen op werknemers die door de zwaarte van het werk niet gezond werkend de AOW-leeftijd kunnen bereiken. Kortom, het is nu aan decentrale sociale partners om de RVU-afspraken nader in te vullen en concreet te maken.
Werkgeversheffing fossiele auto’s per 2027
De doelstelling van het kabinet is om uiteindelijk het gehele zakelijke wagenpark te verduurzamen. Dit onder meer als gevolg van de nationale Klimaatwet waarin klimaatdoelstellingen zijn opgenomen. Met dit in het achterhoofd wordt voorgesteld om een pseudo-eindheffing (extra werkgeversheffing) van 12% in te voeren over de waarde van niet emissievrije (fossiele) personenauto’s die door de werkgever ook voor privégebruik, waaronder woon-werkverkeer, ter beschikking worden gesteld aan werknemers. Deze heffing geldt voor personenauto’s die ter beschikking worden gesteld vanaf 2027. Als een werkgever vóór 2027 een personenauto ter beschikking heeft gesteld aan een werknemer, geldt een overgangsrechttermijn tot 17 september 2030.
De voorgestelde regeling heeft als doel werkgevers die de keuze maken aan hun werknemers een personenauto ter beschikking te stellen, die ook mag worden gebruikt voor privédoeleinden, te stimuleren om in die gevallen te kiezen voor een emissievrije auto. Alleen voor fossiele personenauto’s die uitsluitend in het kader van de bedrijfsvoering (zakelijke ritten, niet zijnde woon-werkverkeer) ter beschikking worden gesteld geldt de pseudo-eindheffing niet.
Dit betekent dat een sluitende rittenregistratie, of andere wijze waarop aangetoond kan worden dat een auto niet voor privédoeleinden wordt gebruikt, nog belangrijker wordt. Dit geldt uiteraard ook voor overheidswerkgevers.
Verduidelijking fietsregeling (deelfietsen)
Voorgesteld wordt om de fiscale regeling die van toepassing is op ter beschikking gestelde fietsen te verduidelijken. Deze maatregel is met name bedoeld voor zogenoemde deel- hub- of OV-fietsen maar is algemeen geformuleerd. Deze fietsen zien wij in de praktijk ook geregeld bij overheidswerkgevers.
Op dit moment geldt een forfaitaire bijtelling van 7% van de cataloguswaarde van de fiets als een werkgever een fiets ter beschikking stelt aan een werknemer en hij/zij die ook voor privédoeleinden -waaronder woon-werkverkeer- mag gebruiken.
Het kabinet stelt voor om de genoemde bijtellingsregeling met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2020, zijnde de datum van invoering van de regeling, aan te passen door expliciet te regelen dat als deze fietsen niet of slechts incidenteel (niet meer dan 10%) bij het woon- of verblijfadres van de werknemer worden gestald een bijtelling van nihil (= 0) geldt. Dit betekent dat over het gebruik van deze fietsen geen loon- en inkomstenbelasting verschuldigd is.
De werkgever en werknemer zijn vrij om zelf te bepalen hoe zij aannemelijk maken dat sprake is van een fiets waarvoor de bijtelling van nihil geldt. Als voorbeelden worden genoemd dit vast te leggen in de arbeidsvoorwaarden of het hanteren van een sleutelbeleid.
Wilt u meer weten over dit onderwerp?
Wilt u meer weten over dit onderwerp of als wij uw organisatie hierbij behulpzaam kunnen zijn? Aarzel dan niet en neem contact op met:
– LH en WNT-specialist Remco.bosma@fiscaliade.nl of 06- 412 03 592