In deze zaak (HvJ 03-07-2025, Ati-19 C-605/23 – BTW jurisprudentie) doet het Hof van Justitie uitspraak. Het Hof beoordeelt een verzoek om opschorting van de voorlopige tenuitvoerlegging van een bestuurlijke dwangmaatregel. De nationale rechter moet daarbij twee dingen doen. Hij onderzoekt of de voorlopige tenuitvoerlegging ernstige of moeilijk te herstellen schade veroorzaakt. Daarnaast moet hij ook de rechtmatigheid van de opgelegde maatregel kunnen beoordelen.
Feiten en omstandigheden arrest
De zaak gaat over de Bulgaarse vennootschap Ati-19 en de nationale Belastingdienst in Bulgarije. Tijdens een inspectie betrapt de Belastingdienst Ati-19 op het niet uitgeven van fiscale kassabonnen. Hij constateert onregelmatigheden bij de inning van de btw. Daarom legt hij een geldboete van ongeveer €500 op. Daarnaast beveelt hij de verzegeling van de bedrijfsruimte voor 14 dagen, met voorlopige tenuitvoerlegging. Ati-19 is het daar niet mee eens.
De Bulgaarse rechter stelt een prejudiciële vraag in deze zaak. Hij vraagt naar de reikwijdte van rechterlijke toetsing bij verzoeken tot opschorting van voorlopige tenuitvoerlegging. Het gaat om de bestuursmaatregel tot verzegeling. De rechter wil weten of de Bulgaarse regeling in strijd is met artikel 47 van het EU-Handvest. Dat artikel geeft recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht. De Bulgaarse regeling beperkt de toetsing tot de vraag of er ernstige of moeilijk te herstellen schade ontstaat. De rechter mag daarbij niet oordelen over de rechtmatigheid van de maatregel zelf.
De vraag is of artikel 47, eerste alinea, van het EU-Handvest zo moet worden uitgelegd dat het een nationale regeling toestaat die voorlopige tenuitvoerlegging van maatregelen beschermt. Die maatregelen zijn bedoeld om het belang uit artikel 273 van de btw-richtlijn te waarborgen. De rechterlijke toetsing is daarbij beperkt tot de vraag of er schade is geleden. Artikel 273 van de btw-richtlijn geeft lidstaten de ruimte om verplichtingen op te leggen die nodig zijn voor een juiste btw-inning.
Oordeel HvJ
Het HvJ oordeelde dat artikel 47 van het EU-Handvest zich verzet tegen een nationale regeling die de toetsing beperkt tot alleen het schade-aspect. Ook verzet het zich tegen regelingen die rechters geen ruimte geven om de rechtmatigheid van maatregelen te beoordelen, en die onvoldoende bescherming bieden tegen kennelijk onrechtmatige maatregelen.
Bestuurlijke dwangmaatregelen mogen niet verder gaan dan nodig is voor het doel. Dit volgt uit het evenredigheidsbeginsel. Rechtsbescherming is alleen effectief als voorlopige rechterlijke bescherming onrechtmatige maatregelen daadwerkelijk kan tegenhouden. Nationale rechters moeten nationale regels uitleggen in lijn met het Unierecht. Artikel 47 van het EU-Handvest heeft directe werking.
Het Hof van Justitie oordeelt dat de Bulgaarse regeling in strijd is met het EU-recht. Die regeling beperkt het verzoek tot opschorting van de verzegeling van een bedrijfsruimte — bij btw-onregelmatigheden — tot de vraag of de maatregel ernstige of moeilijk te herstellen schade veroorzaakt. De rechter moet kunnen beoordelen of het verzoek tot opschorting juridisch en feitelijk wordt onderbouwd met argumenten die wijzen op onrechtmatigheid van de maatregel.
Gevolgen voor de praktijk
Het Ati-19-arrest versterkt de rechtspositie van belastingplichtigen. Het Hof benadrukt dat rechters niet alleen procedureel, maar ook inhoudelijk moeten toetsen. Maatregelen zoals verzegeling moeten niet alleen op schade, maar ook op rechtmatigheid worden beoordeeld.
Meer weten?
Wilt u meer weten over dit onderwerp of als wij uw organisatie hierbij behulpzaam kunnen zijn, aarzel dan niet en neem contact op met: onze btw-specialist Nikita Brameijer, nikita.brameijer@fiscaliade.nl, 06 21 93 43 61 of uw vaste aanspreekpunt.