Geen recht op btw-aftrek voor algemene kosten op basis van werkelijk gebruik van verhuurd vastgoed  

3 september 2025

In dit nieuwsbericht gaan wij nader in op de btw-regels bij gemengd gebruik en de strenge eisen voor het toepassen van een verdeling op basis van het werkelijke gebruik. Aanleiding hiervoor is een recente uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam over de verhuur van selfstorage-boxen. Het Hof oordeelde dat de btw op algemene kosten niet kon worden toegerekend op basis van een verdeling naar rato van het gebruikte vloeroppervlak door particuliere klanten en ondernemende klanten. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en verklaarde het cassatieberoep ongegrond zonder nadere motivering.

Vrijgestelde verhuur

De verhuur van onroerende zaken is als hoofdregel niet belast voor de btw. Dat betekent dat de verhuurder geen btw in rekening brengt, maar ook geen btw op gemaakte kosten kan terugvorderen. Dit kan alleen als de huurder voor ten minste 90% btw-belaste activiteiten verricht. Het voordeel hiervan is dat de verhuurder de btw over investeringen en onderhoudskosten kan terugvragen, terwijl de huurder de betaalde btw doorgaans kan verrekenen. 

Gemengd gebruik

Als een btw-ondernemer goederen en diensten gebruikt voor btw-belaste en vrijgestelde prestaties, wordt dit ook wel gemengd gebruik genoemd. In dat geval moet de ondernemer de voorbelasting splitsen in een aftrekbaar en een niet-aftrekbaar deel. 

De hoofdregel is dat dit gebeurt volgens de pro-rata methode: de aftrek wordt berekend naar de verhouding tussen belaste en vrijgestelde omzet. Alleen als duidelijk kan worden aangetoond (door de inspecteur of de btw-ondernemer) dat het werkelijke gebruik afwijkt van de omzetverhouding, mag van de pro-rata methode worden afgeweken. Belangrijk daarbij is dat de vaststelling van het werkelijke gebruik dient te berusten op objectief en nauwkeurig vast te stellen gegevens (HR 23 feb 2018 ECLI:NL:HR:2018:267). Bovendien moet de gekozen methode een nauwkeuriger resultaat waarborgen dan het resultaat dat voortvloeit uit de toepassing van de pro-rata splitsing (HvJ EU, 9 juni 2016 ECLI:EU:C:2016:417). 

De uitspraak

Het Gerechtshof Amsterdam behandelde recent een zaak van een btw-ondernemer die selfstorage-boxen verhuurde aan zowel particulieren als aan ondernemers. Hoewel de verhuur van selfstorage-boxen in beginsel is vrijgesteld van btw, werd voor boxen die aan ondernemers werden verhuurd vaak gekozen voor het opteren voor btw-belaste verhuur. De btw-ondernemer wilde de aftrek van voorbelasting baseren op het werkelijke gebruik en daarbij afwijken van de pro-rata methode. Zij stelde dat een verdeling op basis van het aantal vierkante meters dat door particulieren en ondernemers wordt gebruikt, het meest objectief is. De inspecteur betwistte dit en wees op hogere stichtingskosten voor kleinere boxen, die meestal door particulieren worden gehuurd. De btw-ondernemer erkende dat de stichtingskosten voor deze kleinere boxen hoger waren, maar stelde tegelijkertijd dat de meerkosten beperkt zijn en de inrichting vooral op zakelijke klanten is gericht. Zakelijke huurders maken intensiever gebruik van faciliteiten zoals gangen, drive-throughs, spreekkamers en personeel, waardoor volgens de btw-ondernemer deze kosten vooral aan belaste gebruikers toe te rekenen zijn. 

Het Gerechtshof Amsterdam oordeelde dat de btw-ondernemer geen objectieve of nauwkeurige gegevens had aangeleverd die een duidelijke en nauwkeurige splitsing op basis van het werkelijke gebruik onderbouwden. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie door de btw-ondernemer zonder nadere motivering ongegrond. De stelling dat faciliteiten zoals drive-throughs en spreekkamers volledig aan zakelijke klanten toe te rekenen zijn, werd niet gevolgd door het Hof, ondanks dat deze klanten ze vaker gebruiken. Ook het argument van de btw-ondernemer dat de toegangsdata het werkelijke gebruik nader onderbouwt, werd door het Gerechtshof verworpen. Het Hof stelt dat het gebruiksrecht van een huurder is gelegen in het recht om exclusief gebruik te maken van het gehuurde. Hoe vaak door een huurder gebruik wordt gemaakt van dit gebruiksrecht, is daarbij niet relevant. Volgens het Hof kunnen daarom de data uit toegangssystemen niet dienen ter onderbouwing van het werkelijke gebruik. 

Samenvattend

Bij gemengd gebruik van goederen en diensten, moet voor de vooraftrek in beginsel de pro-rata methode worden gehanteerd. Alleen als de inspecteur of de btw-ondernemer kan bewijzen dat een alternatieve methode op basis van het werkelijke gebruik tot een afwijkende splitsing leidt, mag hiervan worden afgeweken. De lat voor het bewijzen dat het werkelijke gebruik een betere afspiegeling geeft is echter hoog. Degene die stelt moet dit onderbouwen aan de hand van objectieve en nauwkeurige gegevens, die het werkelijke gebruik daarmee ook objectief en nauwkeurig kunnen vaststellen. 

Gevolgen voor de praktijk

Deze uitspraak benadrukt dat het van belang is bij het hanteren van vierkante meters als verdeelsleutel van gebouwen dit mengpercentage enkel toe te passen op de daadwerkelijke algemene kosten. Als bijvoorbeeld investeringen toegerekend kunnen worden aan het profijt van specifieke huurders, dan zal dit bij gemengde btw-verdeling op basis van vierkante meters kunnen leiden tot discussie. Binnen gemeenten is doorgaans een verdeelsleutel op basis van vierkante meters het uitgangspunt en wordt de pro rata methode op basis van omzet niet vaak gehanteerd. Alhoewel praktisch en vaak gedragen door de Belastingdienst, is bij een zuivere wetstoepassing hier discussie over mogelijk.  

Meer weten?

Wilt u meer weten over dit onderwerp of als wij uw organisatie hierbij behulpzaam kunnen zijn, aarzel dan niet en neem contact op met: onze btw-specialist Nikita Brameijer, nikita.brameijer@fiscaliade.nl, 06 21 93 43 61 of uw vaste aanspreekpunt.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Laatste nieuws

Komende opleidingen