In deze zaak (HvJ EU, 03-07-2025, nr. C-808/23 | InView Essential) oordeelt het Hof van Justitie EU:
De Zweedse Belastingdienst handelt in strijd met het EU-recht. Zij beschouwt de diensten van Högkullen AB aan haar dochterondernemingen altijd als één enkele prestatie. Volgens het Hof mag dat niet.
Feiten en omstandigheden arrest
Högkullen AB vormt de moedermaatschappij van een vastgoedgroep. Het bedrijf levert btw-belaste diensten aan dochterondernemingen. De diensten gaan over beheer, financiering, vastgoed, IT en personeel.
Ze gebruiken een verdeelsleutel. Een percentage van de gemaakte kosten gaat naar diensten voor dochterondernemingen. Het gaat om kosten voor management, telefonie en IT-instrumenten. Ze vinden dat aandeelhouderskosten geen verband houden met deze diensten. Voorbeelden zijn kosten voor jaarrekeningen, audits, AVA en kapitaalwerving. Högkullen AB trekt alle voorbelasting af op kosten met btw.
De Zweedse Belastingdienst vindt dat Högkullen AB de diensten te goedkoop factureert. Ze ziet alle diensten als één groepsinterne prestatie. Volgens haar is een marktvergelijking niet mogelijk. Daarom stelt ze de maatstaaf van heffing gelijk aan alle kosten van de holding: 28 miljoen SEK. Op basis daarvan berekent ze de btw die Högkullen AB moet betalen.
Högkullen AB gebruikt de cost-plus-methode. Daarmee zorgt het bedrijf dat de tegenprestatie minstens gelijk is aan de gemaakte kosten. Volgens Högkullen AB moet je de diensten van een moedermaatschappij per onderdeel beoordelen. Vergelijkbare diensten kun je volgens hen gewoon op de vrije markt inkopen.
Juridisch kader
Artikel 80, lid 1, onder a, van de btw-richtlijn geeft lidstaten ruimte om maatregelen te nemen. Die maatregelen zorgen ervoor dat de maatstaf van heffing de normale waarde is. Dat mag alleen als er sprake is van verbonden partijen, een te lage tegenprestatie én geen volledig recht op aftrek bij de afnemer. Artikel 72, eerste alinea, bepaalt hoe je de normale waarde vaststelt.
Je kijkt naar vergelijkbare diensten op de vrije markt. Zijn die er niet? Dan geldt volgens artikel 72, tweede alinea, de waarde van de gemaakte uitgaven als ondergrens.
Prejudiciële vragen
Het Hof stelt prejudiciële vragen in deze zaak. De eerste vraag: Mag een lidstaat diensten van een moedermaatschappij aan dochterondernemingen altijd zien als groepsinterne diensten?
Volgens artikel 72, eerste alinea, mag dat alleen als geen marktvergelijking mogelijk is. De tweede vraag: Mag een lidstaat bij herwaardering uitgaan van alle kosten van de moedermaatschappij, inclusief kapitaal- en aandeelhouderskosten? Dat geldt in situaties waarin de moeder alleen actief dochterondernemingen beheert en alle voorbelasting aftrekt.
Oordeel Hof van Justitie EU
Eerste vraag
Het Hof van Justitie EU doet uitspraak in deze zaak. Het Hof vindt dat de Zweedse Belastingdienst het EU-recht schendt. De Belastingdienst ziet alle diensten van Högkullen AB aan haar dochterondernemingen als één prestatie. Daardoor kun je de normale waarde niet bepalen via de marktvergelijkingsmethode van artikel 72, eerste alinea, van de btw-richtlijn.
Volgens vaste rechtspraak bestaat een handeling soms uit meerdere verrichtingen.
Je moet dan kijken naar alle omstandigheden. Zo bepaal je of het gaat om één prestatie of meerdere afzonderlijke prestaties voor de btw. Er is sprake van één prestatie als de onderdelen nauw met elkaar verbonden zijn. Ze vormen dan samen één economische handeling.
Het is dan kunstmatig om die uit elkaar te halen. Soms vormt één onderdeel de hoofdprestatie. Andere onderdelen zijn dan bijkomend en hebben geen zelfstandig doel.
Ze volgen de hoofdprestatie. Het aantal prijzen of vergoedingen bepaalt niet of het om één of meerdere prestaties gaat.
Högkullen AB levert diensten aan haar dochterondernemingen. Het gaat om bedrijfsbeheer, financiën, vastgoedbeheer, beleggingen, IT en personeelsadministratie. Deze diensten vormen geen één ondeelbare economische prestatie. Ze hebben elk een eigen en herkenbaar karakter, ook als ze samen worden aangeboden. Elke dochteronderneming betaalt één totaalprijs voor alle diensten. Dat zegt niets over de btw-kwalificatie. De groep mag die niet zelf beïnvloeden via de gekozen vergoedingsstructuur.
Tweede vraag
Vergelijkbare diensten zijn beschikbaar op de vrije markt. Daarom hoeft u de normale waarde niet te bepalen via artikel 72, tweede alinea, van de btw-richtlijn. Diensten van een moedermaatschappij aan dochterondernemingen vallen niet altijd onder één enkele prestatie. In deze situatie hoeft het Hof de tweede vraag niet te beantwoorden.
Meer weten?
Wilt u meer weten over dit onderwerp? Aarzel dan niet en neem contact op met: onze btw-specialist Nikita Brameijer, nikita.brameijer@fiscaliade.nl, 06 21 93 43 61 of uw vaste aanspreekpunt